De moderne tijd van Daniel Bell

Net zoals Marx, Weber en Durkheim de negentiende eeuw hebben beschreven, heeft Daniel Bell de twintigste eeuw beschreven. Hoe keek hij tegen de moderne tijd aan en wat is de betekenis van zijn werk voor de huidige tijd? Over die vragen was er enkele jaren geleden een congres en daarover stelden Starr en Zelizer het boek Defining the Age. Daniel Bell, His Time and Ours samen.

Democratie
Author

Harrie Jonkman

Published

May 24, 2023


Begin jaren tachtig werkte ik op het Criminologisch Instituut in Groningen. Het was Otto Jansen die mij toen vertelde over Hannah Arendt en Daniel Bell. Hij had een jaar in New York gestudeerd en in die tijd les gehad van beiden. Over beiden was hij bijzonder enthousiast. Ik kan mij herinneren dat hij vertelde dat hij les had gehad van Daniel Bell. Hij gaf mij Bells boeken mee naar huis. Het laatste boek van Bell (Cultural Contadictions of Contemporary Capitalism) werd op het instituut en in leesgroepen besproken. Daniel Bell wist de moderne tijd tegen het licht te houden. Net als Marx, Weber en Durkheim dat voor de 19e eeuw hadden gedaan, zou Bell dat voor de 20ste eeuw doen. Hij behoorde met bijvoorbeeld Chomsky, Sontag en Galbraith in de Verenigde Staten en Aaron, Berlin en Popper in Europa tot de intellectuelen van twintigste eeuw. Bell werd in 1919 geboren en overleed in 2011. In 2019 zou hij 100 jaar zijn geworden en dat was de reden dat er over hem een congres werd georganiseerd. Historici en sociale wetenschappers stonden op dat congres stil bij de vraag hoe goed hij zijn tijd heeft gedefinieerd, maar ook bij de vraag wat hij nog voor de huidige tijd betekent. Daar gaat het over in Defining the Age. Daniel Bell, His Time and Ours van Paul Starr en Julian E. Zelizer (eds).

Starr en Zelizer hebben het boek in vier delen opgedeeld. Het eerste deel (waar de inleiding toebehoort) vertelt ons iets over de Daniel Bell zelf. Hij was de zoon van joodse immigranten uit Belarus die in het oosten van New York opgroeide tussen joods radicalisme en Hebreeuws conservatisme. Zijn vader overleed al snel en hij groeide op in de synagoog en de socialistische beweging. Hij las op jonge leeftijd over keerzijde van de Russische Revolutie en distantieerde zich direct van het communisme. Je krijgt in dit eerste deel een goed beeld van Daniel Bell zelf, met zijn slimme vriendengroep, als iemand die voortdurend over van alles praatte en discussieerde, snel van begrip en glashelder in perspectief. Je kunt je er iets bij voorstellen als hij over zichzelf zegt ‘Ik ben een specialist in generalisaties’. Hij werkte als journalist bij enkele links georiënteerde bladen. Na de oorlog ging hij op de universiteit werken en nam politiek verder afstand van het marxisme dat voor hem te mechanisch en te steriel was. Op de kracht van Marx’ analyse zal hij overigens altijd blijven wijzen. Anders dan zijn joodse intellectuele vrienden die steeds meer naar rechts opschuiven, blijft Bell zijn leven lang sociaal democratisch (ook al wordt hij tot zijn eigen grote ergernis door sommigen als neo-conservatief afgeschilderd). Hem stond een aangepast kapitalisme voor ogen met een sterke rol van de overheid in het managen van de economie en in het beschermen van werkers en consumenten. Het tweede deel van het boek gaat over politiek en ideologie. Hij schreef over Amerikaanse socialisme, dat in de vijftiger jaren volgens hem in zijn eigen land definitief de archieven van de geschiedenis in kon. Marx schoot theoretisch te kort omdat hij politiek tot materiële krachten reduceerde. In Amerika slaagde de beweging er ook praktisch niet in aan te sluiten bij de problemen waar de samenleving mee te maken had. Het morele idee van gelijkheid en het bieden van mogelijkheden voor onze talenten bleven hem levenslang aanspreken. Bell hield zich ook met radicaal rechts bezig. Hoe moest de opkomst van het McCarthyisme begrepen worden in de tijd dat werkloosheid laag was en de inflatie in toom kon worden gehouden? Hier ging het niet om maatschappelijke turbulentie die voortkwam uit economische depressie. Hier was sprake van groeiende welvaart en angst voor sociale, economische en politieke veranderingen. In deze jaren werd het voor Bell ook duidelijk dat er geen samenhangende ideologieën meer zijn zoals in de negentiende eeuw. In de zestiger jaren leek dat met de tegencultuur toch anders te worden, maar dat zou volgens Bell slechts van korte duur zijn. Het einde van de ideologieën (The End of Ideology) komt er dan na het instorten van het Soviet-communisme wanneer over globalisering en marktwerking nauwelijks nog anders gedacht kon worden. Bell was met analyses de tijd vooruit. Het derde deel centreert zich rondom The Coming of Post-Industrial Society (1973). De samenleving, dat zag Bell om zich heen, veranderde. Het harde werken en de fysieke arbeid op het land en de fabrieken maakten plaats voor de post-industriële en informatiesamenleving en werken in dienstverlening en kennisberoepen. Die post-industriële samenleving vroeg volgens hem hele andere zaken van de overheid om beslissingen te nemen en van de vaardigheden en het onderwijs van werknemers om hun werk te verrichten. Bell zag de samenleving als een interessant samenraapsel van economie, politiek en cultuur, met elk eigen principes van rationaliteit, gelijkheid en expressie. Dat perspectief komt in het vierde en laatste deel van het boek aan de orde, dat gecentreerd is rond Cultural Contradictions of Contemporary Capitalism (1976). Hij zag vooral de principes van de rationele ethos van economie en de narcistische cultuur uit elkaar groeien. Hij zag politiek Nieuw Links opkomen en de Nieuwe Communalisten die elkaar in de jaren zestig en zeventig vonden in het zoeken naar individuele vrijheid en bewustzijn. Maar anders dan Bell zich kon indenken, nam deze laatste beweging niet alleen afstand van de Protestantse ethiek maar zou deze tegencultuur ook onze hedendaags digitaal kapitalisme gaan vormgeven. Vertegenwoordigers van de tegencultuur zullen, anders dan Bell toen nog kon voorstellen, de nieuwe grote netwerkorganisaties gaan leiden. Zij zullen er voor zorgen dat het werk tijdelijk en flexibel wordt, voortdurend zal veranderen en zij zullen zorgen voor de grote verschillen tussen management en de uitvoerders. Voelde dit alles voor Bell nogal vervreemdend aan en kon hij zich niet voorstellen dat die tegencultuur van betekenis zou worden, ondertussen weten wij al niet anders.

Bell is niet alleen interessant voor de analyse van de naoorlogse jaren. Ook voor onze tijd zijn zijn inzichten bijzonder interessant en leerzaam. De politiek blijft vragen om discussie en dialoog over hoe we de samenleving met elkaar moeten vormgeven. De oude ideologieën mogen daar dan wel niet meer bij passen, dat betekent niet dat we hier met elkaar over na moeten denken om er passende vormen voor te vinden. Bells hele sociaal democratisch agenda, die veel meer nadruk legt op gemeenschappelijke besluitvorming dan op individueel gewin, op een sturende rol van de overheid en op goed onderwijs kunnen ons daarbij inspireren. Het blijft ook van belang om economie, politiek en cultuur in samenhang te bezien. Dit boek over Daniel Bell schetst een helder beeld van Bells visie, zijn beperkingen en vooral zijn sterke kanten. Dit boek bracht mijzelf niet alleen terug naar een stimulerende tijd, het maakte mij duidelijk dan Daniel Bell nog steeds veel te bieden heeft als je nadenkt over het oplossen van hedendaagse maatschappelijke problemen.



Starr, P. and Zelizer, J.E. (2022). Defining the Age. Daniel Bell, His Time and Ours. New York: Columbia University Press.