Enkele jaren geleden schreef Louise Elffers De Bijlesgeneratie-Opkomst van de Onderwijscompetitie over de stand van zaken in het selectieve Nederlands onderwijs en de dilemma’s en contradicties die hierbij horen. Het was een boek over competitie, selectie en sorteren in het onderwijs. Het laat zien dat er naast het publieke onderwijs schaduwonderwijs is ontstaan waarmee vooral de kinderen van hoogopgeleide ouders, buitenschools gestut en gesteund worden om aan de huidige maatschappelijke eisen te kunnen voldoen. Bijles als nieuw wapen in de onderwijscompetitie. Ze doet in dat boek suggesties om meer recht te doen aan de onderwijs- en leerkansen van alle leerlingen. Recent schreef ze een nieuw boek over kansenongelijkheid in het onderwijs en ook hierin aandacht voor wat ertegen te doen is. Haar boek geeft antwoord op vier vragen.
De eerste vraag die ze stelt is: hoe werkt kansengelijkheid? Ook in ons land is na de Franse revolutie afstand genomen van de klassieke standenmaatschappij en veranderingen in het onderwijs waren daarbij essentieel. Onderwijs was er lang voor een hele kleine groep in de samenleving. Het zou nog lang duren voordat alle kinderen verplicht onderwijs zouden volgen maar dit werd in de negentiende eeuw voorbereid. In ons land zou de liberaal Thorbecke met wetswijzigingen hieraan bijdragen. Ook onze samenleving kreeg zo steeds meer aanwas van geschoolde mensen. Het standenonderwijs werd in Nederland halverwege de twintigste eeuw met de Mammoetwet definitief afgebroken en maakte de weg vrij voor brede toestroom. In 1960 had nog maar 5% een HBO/WO-diploma, tegenwoordig is dat meer dan 50%. Dit leidde tot een enorme sociale mobiliteit, met paden die natuurlijk niet alleen maar omhoog konden gaan. Nieuwe mogelijkheden waren er, zeker, maar je kon op een gegeven moment ook te maken krijgen met sociale daling. Gelijke kansen hebben is goed, zolang de eigen positie niet bedreigd wordt. “De mens is geneigd een systeem als rechtvaardig te ervaren zolang de uitkomsten in lijn zijn met de eigen wensen en belangen, en eventuele onrechtvaardigheden pas te herkennen wanneer deze aan den lijve worden ondervonden”, schrijft Elffers in haar eerste, meer historische deel. In de twintigste eeuw is de standensamenleving (met z’n sterke samenhang tussen afkomst en schoolloop) afgebroken. Tegenwoordig heeft onderwijs de positie van hoeder van de sociale orde overgenomen met nieuwe problemen van dien.
Vervolgens vraagt Elffers zich af hoe wij tegen kansenongelijkheid aankijken? Iedereen onderschrijft kansengelijkheid, het wordt pas lastig als we zeggen wat we eronder verstaan. Elffers probeert er grip op te krijgen door drie perspectieven naast elkaar te zetten. Allereerst is er de gelijke kansen bij gelijke geschiktheid. Gelijkheid is te legitimeren als we verschillen in inkomen, status en macht kunnen rechtvaardigen. Dat kan als we de verschillen naar talent, ambities en inzet (merites) kunnen herleiden en het onderwijs ervoor zorgt dat dit proces eerlijk verloopt. Er spelen meer factoren mee. Daarom moeten kinderen gelijke kansen op geschiktheid krijgen, de tweede manier om tegen gelijkheid aan te kijken. Tot slot is er nog een derde perspectief, gelijke kansen bij ongelijke geschiktheid. Leerlingen gelijke kansen geven of gelijk behandelen mogen niet leiden tot grote verschillen in de samenleving (welvaart, status, macht). Kansengelijkheid is voor Elffers zelf een veelzijdig ideaal dat verschillende eisen stelt aan het onderwijs. In alle drie perspectieven vindt zij elementen van belang terug.
In het derde deel vraagt zij zich af hoe we omgaan met kansengelijkheid? Dan is ze terug op het terrein waar zij zich het meest thuis voelt en beschrijft ze hoe we tegenwoordig vormgeven aan kansengelijkheid in het onderwijs. Veel hiervan kwamen we in haar eerdere publicatie tegen. Nu verdeelt ze acties over de drie perspectieven die ze heeft gepresenteerd; ze laat zien waar het leerpotentieel in gevaar is, hoe het onderwijs leerlingen op een meer gelijke manier kan behandelen én we ervoor kunnen zorgen dat leerlingen met verschillende talenten op een goede plek in de samenleving terecht kunnen komen.
Na haar analyse van de situatie wil ze haar voorstellen voor kansengelijkheid niet achterwege laten. Wat kunnen we aan kansengelijkheid doen?, de vierde en laatste vraag die ze beantwoordt in dit boek. Ze presenteert tien aandachtspunten voor kansengelijkheid. De vrije en gelijke toegang tot kwalitatief goed onderwijs waarborgt kansengelijkheid, daaraan wordt echter niet altijd voldaan (zoals zwakke school, leerlingen die thuis zitten, leerkrachtentekort). Daarbij moeten we investeren in de groep die onderwijs het hardste nodig heeft. Dat moeten we doen met hoge verwachtingen van de leerlingen. Bepaalde groepen ouders kunnen sociaal, cultureel en economische kapitaal inzetten om hun kinderen voorrang te geven. Het is nodig de invloed van deze verschillen te beperken. Het hele sorteren van schoolloopbanen moet van het bordje van het basisonderwijs af. Dat basisonderwijs heeft zich toe te leggen op haar pedagogische opdracht. Elffers is ervoor om het selecteren naar een later moment door te schuiven en dat niet meer op één moment te laten plaatsvinden. Laten we, stelt ze voor, de strikte schoolloopbaan van het slot afhalen. Dan is er nog het beroepsonderwijs, dat ze zo graag uit het verdomhoekje van het hiërarchisch onderwijssysteem wil halen. Een keuze voor het beroepsonderwijs wordt wat haar betreft een positieve keuze. Tegelijk hebben we wel de zorg alle kinderen op het basisniveau te krijgen. Onderwijsgelijkheid vraagt om landelijke aansturing. Scholen actief uitdagen daar in de dagelijkse uitvoering werk van te maken hoort daarbij. Tot slot is kansengelijkheid in het onderwijs geen zaak voor een individuele leerkracht of school en vraagt het om collectieve en samenhangende actie. Het is werk voor ons allemaal.
Elffers schetst ontwikkelingen, perspectieven en manieren waarop we met onderwijsgelijkheid omgaan en ze doet hele concrete voorstellen om hier werk van te maken. Elffers presenteert een heldere en duidelijke visie op kansenongelijkheid in het onderwijs. Het is echter ook weer geen diepgravende studie van kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs. Zo’n studie moet er nog steeds komen om de ontwikkelingen over langere tijd goed te kunnen begrijpen. In zo’n studie moet er dan niet alleen aandacht zijn voor wat er binnen de muren van het onderwijs afspeelt, maar ook voor wat er in de bredere samenleving en politiek gebeurt. Alleen zo kun je het ongemak goed in de ogen kijken.
Elffers, L. (2022). Ongelijkheid maakt het verschil. Kansengelijkheid in het Nederlandse onderwijs. Zutphen, Walburg Pers.Democratie heeft een ondergrond nodig om op te staan-en die ondergrond is de waarheid (Jamie Raskin).