Een nederige filosofie

Het is dit jaar honderd jaar geleden dat John Dewey’s Experience and Nature uitkwam, volgens Mark Johnson en Jay Schulkin een van de belangrijkste filosofische boeken ooit. Zij trekken zijn theorie van naturalisme in Mind in Nature. John Dewey, Cognitive Science, and a Naturalistic Philosophy for Living naar deze tijd toe en willen het boek betekenisvol maken voor de 21ste eeuw. Waarom het het betekenisvol is voor onze tijd blijft onduidelijk. Maar Mind in Nature is een hele mooie toelichting op *Experience and Nature en heel geschikt om juist dit jaar te lezen.
Democratie
Author

Harrie Jonkman

Published

July 25, 2025

Een dergelijke visie erkent onze natuurlijke capaciteiten om waar te nemen, te bewegen, te voelen, te denken en te waarderen, die maakt het ons mogelijk om onderzoek te doen naar onze natuurlijke en sociale werelden en laat ons verstandig en goed omgaan met onze waarden. Het is een nederige filosofie, maar wel een die een leidraad biedt voor menselijk floreren.
- Mark Johnson en Jay Schulkin


Het is dit jaar honderd jaar geleden dat John Dewey’s Experience and Nature uitkwam. In dat boek staan zijn tien lezingen die hij gaf in het voorjaar van 1925 in Californië voor de Amerikaanse filosofische beroepsvereniging, waar hij nog een inleiding aan toe heeft gevoegd. Experience and Nature is een complex boek dat door velen wordt gezien als misschien wel Dewey’s beste boek. Mark Johnson en Jay Schulkin doen daar een schepje bovenop. Zij vinden Experience and Nature überhaupt een van de belangrijkse filosofische boeken die er ooit zijn geschreven. Dat schrijven ze in hun zeer boeiende Mind in Nature. John Dewey, Cognitive Science, and a Naturalistic Philosophy for Living (2023). In Mind in Nature werken de filosoof Mark Johnson en neurowetenschapper Jay Schulkin Experience and Nature als het ware bij, breiden ze het uit met de nieuwste inzichten uit de neuro- en cognitie-wetenschappen en maken ze het betekenisvol voor de 21ste eeuw. In Experience and Nature zit volgens hen zo veel omdat daarin het geestelijke en materiële als een geheel wordt gezien en de menselijke ervarigen staan centraal staan, die in een natuurlijke omgeving worden geplaatst en worden gekoppeld aan biologische, sociale en culturele elementen. Dewey’s naturalistisch perspectief is volgens Johnson en Schulkin breed, diep en rijk tegelijk. Nieuwe wetenschappelijke inzichten ondersteunen en verrijken het ervaringsproces dat Dewey beschrijft ook nog eens. Tot slot geeft zijn naturalistische perspectief een grondige levensfilosofie en laat het zien wat het betekent om te leven in de moderne samenleving. Langs deze drie lijnen (ervaring, proces en levensfilosofie) volgen Johnson en Schukin Dewey, geven ze eigen accenten en bouwen ze het boek op.


Elk begin doet er toe en net als Dewey in zijn boek gaan Johnson en Schulkin aan het begin van het boek uitgebreid in op ervaring. Wat is het en waarom zijn die ervaringen zo belangrijk? Ervaring kan ons vertellen hoe we leven en waar we in en met de wereld zijn. Ervaring komt tot stand in de natuur via voortdurende interacties tussen het organisme en zijn omgeving. Empirisch naturalisme (zoals Dewey dat noemde) heeft de taak om in onderzoek die interactie te beschrjven en te verklaren. Dan wel op zo’n manier dat onderzoek recht doet aan die ervaringen. Johnson en Schulkin beschrijven deze zoektocht als de “Fenomenologie van de Levende ervaring’, ook al hadden ze het nog beter Dewey’s “Fenomenologie van de Geest” kunnen noemen. In de omgang met de wereld zijn mensen actief, anticiperen ze op de situatie en gebruiken ze gereedschappen en tekens om te reageren op veranderingen. Zo voorkomen ze gevaren en doen ze iets met hun mogelijkheden. Alles wat mensen doen, of dat nou waarnemen, voelen, conceptualiseren, redeneren, waarderen, plannen of handelen is, zit opgeslagen in het willen overleven en versterken van welzijn. Dat komt terug in niet-bewuste processen en motivaties. Het komt ook terug in reflectieve capaciteiten van mensen wanneer ze evalueren, plannen en het leven willen controleren. Alles heeft te maken met die voortdurende interacties van het organisme (lichaam/geest van het complexe, sociale dier dat de mens is) en de omgeving (fysiek, relationeel en cultureel). Het naturalisme (van Dewey en dus ook dat van Johnson en Schulin) wil ook laten zien hoe het proces van ervaren verloopt; hoe doen wij ervaringen op, worden ze deel van ons leven en laten ze ons handelen. Dewey had het al over de ontwikkeling naar leven waar het mee begonnen is, vervolgens naar leven met gevoel, naar meer geestelijk leven van mensen die de capaciteiten hebben om hun gevoelens te begrijpen en te kennen. Dat proces en die ontwikkeling op deze drie niveaus van Dewey lijken behoorlijk goed overeen te komen met de huidige en nieuwe wetenschappelijke inzichten. Dat laten Johnson en Schulkin zien. In die derde fase waar wij als mensen in zitten, kunnen we dan onderscheid maken, nadenken over kwaliteit en betekenis geven aan het handelen. Nu zijn de opgedane ervaringen ook te gebruiken naar de toekomst toe. Dat handelen kan niet zonder taal omdat alle ervaring, betekenis en denken wordt gemedieerd door taal. Niet alleen door woorden en zinnen, maar ook door andere manieren van sociale interactie die mensen ten dienste staan. Dat sociale is ook essentieel omdat gedeelde betekenis kan alleen maar met, in en door anderen tot stand kan komen. Mensen grijpen in hun handelen terug op gewoonten die zij kennen. Alleen als die vorige gewoonten niet meer werken, zijn mensen ook in staat om nieuwe gewoonten te ontwikkelen die beter bij de ontstane situatie passen. Zo ontstaan nieuwe ideeën, passen lichamelijke processen zich aan en kan betekenis groeien. Het meeste wat mensen doen gebeurt overigens onbewust. Maar ze hebben wel de mogelijkheid om een situatie in te schatten en de betekenis ervan te onderzoeken. Die capaciteit is niet iets dat op bepaalde plek in onze hersenen is opgeslagen. Het is de intelligentie die we met de ervaringen ontwikkelen, waarmee we onze ervaringen herdefiniëren en waarmee we richting kunnen geven aan ons handelen. Kennis is dan niet iets dat extern is opgeslagen maar is iets actiefs, iets dat in dit proces ervaringen kan transformeren en waarmee de horizon is op te rekken. Deze kennis en reflectieve intelligentie maken het ons mogelijk ervaringen zo op te bouwen dat ze ten dienste staan aan wat we nodig hebben, wat we zoeken en wat ons bevredigt. Ook kennis blijkt iets natuurlijks te zijn en intelligentie is het existentiele vermogen om het leven te kunnen managen. Om de betekenis van de ervaring goed te begrijpen, is er allicht het meeste te leren van de esthetiek van het dagelijks leven. In die esthetiek komen we allerlei zaken tegen die van belang zijn voor de betekenis van de ervaringen, zoals kwaliteit en maar ook de aspecten als emotie, waardering en cognitie. Het is hier dat een ervaring betekenis krijgt op basis van wat we in het verleden hebben meegemaakt, in het nu meemaken en wat we ons van de toekomst voorstellen in onze fysieke, sociale en culturele omgeving. Daarom had Dewey ook zoveel met kunst op. In die estetiek zien we heel concreet hoe mensen reageren op veranderende omstandigheden en hoe ons biologisch functioneren, sociale welzijn en het hogere niveau van cognitie en reflectie daarin tegelijkertijd meespelen. Het laat ook zien hoe we als mensen betekenis geven aan verschillende situaties, die plezierig en hartverwarmend kunnen zijn, maar net zo goed tragisch, gewelddadig en destructief. Vooral ook laat het zien hoe het nieuwe betekenissen kan stimuleren.


Dewey had weinig op met de Grote Filosofie met zijn goddelijk karakter, z’n absolute waarheden, eeuwige waarheid, intuïtieve inzichten en universel rede, dat in zijn tijd nog heel sterk was. Maar filosofie had wel degelijk iets bij te dragen aan samenlevingen en individuen. Het laat ons zien hoe we kunnen reflecteren over de moderne samenleving en welk intelligent leven daarbij hoort. “Voor hem breidt intelligent onderzoek onze mogelijkheden, onze capaciteiten en onze vrijheid uit. Dewey was zeer redelijk, niet dogmatisch. Hij bleef dicht bij wat ertoe deed - menselijke betekenis, intelligent onderzoek, waardige mogelijkheden, normatieve doelen, kritiek op waarden en verbetering van de menselijke conditie op de meest omvattende manier”, schrijven Johnson en Schulkin hierover (pagina 186). Dewey is voor Johnson en Schulkin vooral interessant omdat hij laat zien hoe we het handelen van mensen kunnen begrijpen en analyseren in de fysieke, sociale en-culturele omgeving. Het naturalisme van Dewey dat Johnson en Schulin in dit boek verdedigen, laat de patronen en de kwaliteiten zien die opgesloten zitten in de ervaringen van mensen. Daarom is het nodig deze ervaringen centraal te stellen, deze te erkennen en ons daarin thuis te voelen áls ze passen. Dan kunnen we onze aandacht, acties en waarden vormgeven en wel zo dat ze goed passen bij de situatie waarin we ons begeven. Dewey laat ons begrijpen waar onze capaciteiten vandaan komen, hoe we handelen in het dagelijkse leven, hoe we met onszelf, anderen en de wereld hebben om te gaan en hoe we op een menselijke manier controle kunnen krijgen over wat er gebeurt en zou moeten gebeuren. Dat geheel in Dewey’s naturalisme van context en situatie, middelen en consequneties maakt zijn werk zo interessant. Maar in honderd jaar is er natuurlijk wetenschappelijk veel gebeurd in de neurowetenschappen, cognitieve wetenschappen, anthropologie en de filosofie zelf. Mensen als Antonio Damasio, Gerald Edelman en Merlin Donald hebben daar ruim aan bijgedragen. Nieuwe begrippen, inzichten en theorieën worden toegevoegd en Johnson en Schulin laten zien welke. Maar de kern van Experience and Nature blijft recht overeind staan en de filosfie die hierin wordt gepresenteerd is het beste raamwerk dat we hebben om de wereld zin te geven, onze waarden te bekriterseren en het met elkaar beter te doen. Het is een raamwerk dat menselijk is, dat laat zien om welk soort kennis het gaat en wat ze zouden moeten doen om. Maar waar Dewey’s boek zo goed is te begrijpen in de tijd (toen filosofie nog zo dat Goddelijke karakter had en de moderne wereld zich presenteerde) en Dewey zelf de nieuwe inzichten historische en sociaal plaatst, mis ik dat in dit boek. Waarom is dit denken nu we honderd jaar en vele ervaringen verder zijn zo belangrijk? En ook, hoe verhoudt zich dit met hoe er in onze tijd gedacht wordt en wat er gebeurt? Er wordt in Mind in Nature amper een link gelegd met de huidige samenleving. In dat opzicht blijft het boek abstract en mis ik die sociale context waar Dewey zo sterk aan hecht en waarom deze theorie op deze manier betekenisvol zou zijn voor de 21ste eeuw. Het boek is vooral een hele mooie eigentijdse inleiding en toelichting op Experience and Nature. Het naturalisme is voor Johnson en Schulkin aantrekkelijk omdat het geen ultieme doelstellingen, niet iets bovennatuurlijks zoekt, geen leven na de dood belooft, noch een oplossing voor de dood kent. Het gaat hen niet om de uiteindelijke waarheid, maar om ervaringen en betekenissen en dat is voor hen ‘de basis van wijs leven’. Het is goed om dit boek in 2025 te lezen, honderd jaar na *Experience and Nature, wanneer we opnieuw (of nog steeds) behoefte hebben aan een nederige filosofie die we als leidraad kunnen gebruiken nu er zoveel om ons heen gebeurt.


Johnson, M.L en Schulkin, J. (2023). Mind in Nature. John Dewey, Cognitive Science, and a Naturalistic Philosophy for Living.Cambridge/London: The MIT Press. 273 pagina’s.