De natuur van de mens

Barend van Heusden schreef Theoretische cultuurwetenschap. Een inleiding waarin hij antwoord geeft op de vraag wat cultuur is, hoe het in elkaar zit, uit welke elementen het bestaat en hoe die elementen zich ten opzichte van elkaar verhouden. Zo’n inleiding op cultuurwetenschap is er volgens hem helemaal niet. Dat is een gemis; want als er niet zo’n theoretische basis is, is er ook geen gemeenschappelijke taal en dan wordt het wel heel moeilijk om overeind te blijven in de samenleving, de wetenschap en het onderwijs.
Onderwijs
Author

Harrie Jonkman

Published

April 30, 2024


Onder cultuur versta ik - in ieder geval voorlopig – de manier waarop mensen vorm en betekenis toekennen aan het bestaan, de natuurlijke en sociale omgeving (de wereld) en zichzelf
- Barend van Heusden

Onlangs nam Barend van Heusden afscheid als hoogleraar Cultuur en Cognitie aan de Universiteit van Groningen. In die functie heeft hij zich meer dan 25 jaar beziggehouden met cultuur en cultuuronderwijs. Hij maakte zich zorgen over het niveau van cultuuronderwijs in Nederland en werkte daarom aan een samenhangend perspectief op dat cultuuronderwijs. Cultuur moest zichzelf in de spiegel zien. Hij wilde het onderwijs erover van een doordachte leerlijn voorzien die bemiddelt tussen enerzijds cultuur en anderzijds de ontwikkeling van kinderen en jongeren. In de jaren schreef hij een tweetal praktijkboeken voor cultuuronderwijs. Het eerste boek (Cultuur. Basis voor cultuuronderwijs) verscheen in 2016 en was geschreven voor het basisonderwijs. Het tweede boek (Cultuur. Cultuuronderwijs in het VO) kwam in 2019 uit en was een boek voor het voortgezet onderwijs. In deze boeken laat hij zien dat cultuur veel meer is dan kunst, literatuur, tradities of gewoonten alleen, zoals zo vaak wordt gedacht. Voor hem is cultuur het vormgeven van de werkelijkheid door met bepaalde vaardigheden het geheugen te gebruiken en middelen in te zetten die dan weer leiden tot allerlei producten. In beide boeken presenteert hij zijn theoretische uitgangspunten en geeft tegelijkertijd leerkrachten praktische middelen in handen om cultuuronderwijs te geven in het basis- en voortgezet onderwijs. Daarmee kunnen leerlingen dan weer, op hun beurt, grip krijgen op hun wereld en zichzelf. Beide boeken zijn mooi vormgegeven en zitten vol praktijkvoorbeelden. Theoretische Cultuurwetenschap. Een inleiding, dat Van Heusen bij zijn afscheid presenteerde, sluit bij deze twee boeken aan. Dit keer minder fraai uitgegeven en zonder praktijkvoorbeelden. Het is een theoretische inleiding waarmee hij de structuur van cultuur wil bloot leggen. Met deze inleiding geeft hij antwoord op de vraag wat cultuur is, hoe het in elkaar zit, uit welke elementen het bestaat en hoe die elementen zich ten opzichte van elkaar verhouden. Zo’n inleiding op cultuurwetenschap is er volgens hem helemaal niet. Dat is een gemis; want als er niet zo’n theoretische basis is, is er ook geen gemeenschappelijke taal en dan wordt het wel heel moeilijk om overeind te blijven in de samenleving, de wetenschap en het onderwijs.


Cultuur zit voor Van Heusden in het spanningsveld van het geheugen en de actualiteit van het hier en nu. Dat geheugen is voor hem veel meer dan de herinneringen alleen. Het is het geheel van patronen van activiteiten die aangeboren en aangeleerd kunnen zijn en waarmee een levend organisme kan overleven in een bepaalde omgeving en zich kan vermenigvuldigen. Met dat biologische geheel kan het organisme zich in beweging zetten (sensorisch) of het kan zelf bewegen (motorisch). Cultuur is iets van het menselijke organisme en heeft dus een natuurlijke basis. Het begint eigenlijk wanneer ervaringen niet meer helemaal samenvallen met wat mensen al weten of eerder hebben meegemaakt. Het andere of het vreemde is daarmee het resultaat van cultuur en eigenlijk het verschil tussen het geheugen en de actualiteit. De spanning tussen beide vormen voor hem de motor van cultuur. In die spanning kunnen we twee processen onderscheiden. Aan de ene kant is het een proces van adaptatie. Het geheugen dat zich aan de werkelijkheid aanpast, de werkelijkheid dat zich bij het geheugen aanpast of het aanpassen van beide kanten tegelijker. Het kan ook zijn dat het geheugen juist wordt gebruikt om de actualiteit te begrijpen en dan is er sprake van assimilatie (werkelijkheid gaat op in het geheugen). Situaties bepalen steeds wat er gebeurt. Verschillen kunnen natuurlijk ontkend of vernietigd worden (dat laatste bijvoorbeeld door iets te veroordelen, te vervolgen of op te sluiten). Maar er zijn ook productieve strategieën om het geheugen en de actualiteit met elkaar te verbinden. Waarnemen is de eerste strategie die mensen ter beschikking hebben om het geheugen te verbinden met de werkelijkheid. De strategie is accomoderend en concreet. Beelden, geluiden en texturen worden daarbij gebruikt om wat we waarnemen te herkennen. Hier zetten we onze zintuigen in en het geheugen past zich met inzet van een concreet beeld (icoon) aan. Bij de tweede strategie (verbeelden) wordt het geheugen gemanipuleerd en wordt er iets nieuws gemaakt (artefact). Nu wordt niet het geheugen aangepast maar de actualiteit. Vervolgens neemt de complexiteit toe als we bij de derde strategie (conceptualiseren) zijn aangeland. Hier wordt de actualiteit geduid met gestileerde artefacten. Hier worden begrippen en taal gebruikt en de werkelijkheid krijgt een meer abstracte betekenis. De laatste strategie (analyseren) bouwt voort op de drie andere strategieën, zoals elke strategie voortbouwt op wat eraan vooraf is gegaan. Dat analyseren maakt gebruik van de verschillende media (iconen, artefacten en concepten), maar met de grafische vormen wordt de werkelijkheid geabstraheerd en alleen zo kan er inzicht in de structuur komen. Analyse geeft de werkelijkheid geen vorm, maar legt deze eerder bloot. Met cultuur is er ook altijd sprake van cultureel bewustzijn dat mensen in staat stelt om met elkaar te reflecteren over hoe ze de werkelijkheid vormgeven, wat ze waarderen en hoe ze hun cultuur aanpassen aan de omstandigheden waar ze mee te maken hebben. Zo kunnen ze hun individuele en collectieve identiteit vormgeven.
Nadat Van Heusden heeft uitgelegd hoe hij tegen cultuur aankijkt, neemt hij de cultuurwetenschappen onder de loep. In Nederland wordt cultuurwetenschap op twee manieren bedreven. Allereerst is er de hermeneutiek die cultuur interpreteert, ervaringen, situaties en gebeurtenissen duidt en er met taal conceptuele betekenis aan verleent. De andere vorm van cultuurwetenschap is de empirische cultuurwetenschap, die op dit moment de overhand heeft in het wetenschappelijke wereldje. Hier wordt met kwalitatieve, kwantitatieve en of experimentele methoden de structuur van de cultuur onderzocht. Beide cultuurwetenschappelijke benaderingen hebben zo hun tekortkomingen. Tussen de filosofische speculatie van de hermeneutiek en de sociaal-wetenschappelijke reductie van de empirische cultuurwetenschap is er volgens Van Heusden ten onrechte een vacuüm ontstaan. Ze moeten elkaar niet uitsluiten, ze vullen elkaar aan. Dat tekort binnen de cultuurwetenschappen is nog groter als je op je laat inwerken dat in Nederland de andere vormen van culturele reflectie (waarnemen, verbeelden) helemaal ontbreken. Dan heeft hij het over de benaderingen die gebruik maken van concrete beelden en verhalen, zoals we die in de verbeelding van de kunsten en de verslaglegging van de journalistiek tegen komen. Die hebben ten onrechte helemaal geen plek binnen de culturele wetenschappen van Nederland. Het waarnemen en verbeelden moeten deel uitmaken van hoe we tegen de wereld en onszelf aankijken en daarmee van cultuur in het algemeen en de cultuurwetenschap.
De eenheid en de systematiek zit ’m wat Van Heusden betreft niet alleen in de samenhangende wijze waarop cultuurwetenschap zelf bedreven behoort te worden. Net zo belangrijk is het om te zien hoe cultuurwetenschap in het gehele wetenschappelijke landschap moet worden geplaatst. Ook wetenschappelijk heeft het over vier systemen om onze omgeving te onderzoeken. Het zijn de manieren waarop we de natuur, het leven, het gedrag en de cultuur onderzoeken. Die systemen bouwen op elkaar voort, werken met bepaalde vaardigheden en media en bij elk systeem komen we het waarnemen, het verbeelden, het conceptualiseren en het analyseren tegen. Zijn inleiding is één groot pleidooi om naar de eenheid van wetenschap te kijken, dat genuanceerd te doen en daarop met elkaar samen te werken.


Het voortdurende proces van assimileren en accommoderen van geheugen en werkelijkheid en dat steeds opnieuw zoeken naar een mentale balans daarin doet mij denken aan Piaget, waar Van Heusden daar ook naar refereert. Ook zijn vier strategieën van waarnemen, verbeelden, conceptualiseren en analyseren doen mij denken aan de vier ontwikkelingsfasen van Piaget: sensomotorische fase, de pre-operationele fase, de concreet operationele fase en de formeel operationele fase van intelligentie, steeds complexer en er gaat niets vanaf als we verder komen. Bij Piaget gaat het om de individuele cognitieve ontwikkeling. Van Heusden is geïnteresseerd in de onderliggende culturele patronen en de structuur daarvan en hoe je dat het beste kunt bestuderen. Met passen en meten worden de stukjes van de puzzel van cultuur aan elkaar gelegd. We zijn de eenheid uit het oog verloren, moet hij gedacht hebben, en als het ons niet lukt om die er meer in te krijgen, wordt cultuurwetenschap nooit serieus genomen. Het is een interessant en bijzonder leerzaam perspectief dat hij ons voorschotelt. Boeiend en inspirerend, hoewel je als lezer op bepaalde momenten wel wat tegendraadse gedachten mist (die horen toch zeker bij dit onderwerp). Een inleiding ook waarin je onderwerpen mist als waarom zijn cultuurwetenschap en cultuuronderwijs zo belangrijk in onze tijd, waar je je als lezer van dit boek van alles bij kunt voorstellen. Ook had ik graag wat gelezen over hoe we vanuit zijn perspectief tegen de culturele geschiedenis zouden kunnen aankijken. Is het bijvoorbeeld zo dat de 17e eeuw de eeuw van het waarnemen was, we er in de 18e wat mee konden maken, in de 19e eeuw er begrippen aan toe konden worden gevoegd en het onder woorden kon worden gebracht en dat we in de 20e eeuw het konden onderzoeken en begrijpen. En onze eigen tijd dan? Of is dit te simpel gedacht? Maar dat zijn grote onderwerpen en Van Heusden schreef een korte en compacte inleiding op de cultuurwetenschappen. Het is te hopen dat hij de tijd neemt om deze inleiding uit te werken tot een basisboek cultuurwetenschappen, in navolging op de boeken die hij voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs heeft gemaakt. Zo’n basisboek dat op universiteiten en hogescholen gebruikt gaat worden zie je zo voor je. Met aandacht voor de geschiedenis van cultuur en belangrijke begrippen die geïntroduceerd worden. In dat basisboek gaat het ook om de culturele ervaring, de strategieën om met de werkelijkheid om te gaan en de processen die erbij horen. Met uitgebreide hoofdstukken ook over cultuurwetenschap en de eenheid van wetenschappen. Met veel praktijkvoorbeelden, dan wel en hopelijk, uit het basisonderwijs, voortgezet onderwijs én wetenschappelijk onderwijs. Deze inleiding en de vorige twee boeken zijn daar een prachtige basis voor. Afscheid van de universiteit hoeft zo geen afscheid te zijn van het onderwerp dat hem altijd geïnteresseerd heeft: cultuur.


Heusden, B. van. (2024). Theoretische Cultuurwetenschappen. Een inleiding. Groningen: Uitgeverij Passage. 120 pagina’s.